.
Tot
de vaste bezoekers behoren vlinders, bijen, vliegen, kevers. Van een ruime kolonie brengen onze honingbijen een schat aan
pollen mee. De ..kleur in het korfje is oranje.
 |
Met het Boerenwormkruid bevinden wij ons
in de voor bijen bijzonder belangrijke familie van de
Composieten (de Samengesteldbloemigen; ook Margrietachtigen
genoemd, de vroegere Aster familie). De planten van deze
familie hebben bloemhoofdjes, samengesteld uit talloze
kleine bloempjes, vooral buisbloemen, zoals hiernaast zijn
afgebeeld; zij staan ingeplant op een gemeenschappelijke
bloembodem. Meestal is er rondom een stralenkrans van
schijnbloemen aanwezig. Kenmerkend voor het Boerenwormkruid is, dat de krans
ontbreekt. Zijn hoofdjes hebben een holvormige bodem en
meten in doorsnee 1 cm., zoals hierboven zeer sterk vergroot
is afgebeeld. De buisbloemen staan dicht opeen en kunnen in
aantal tot 100 oplopen. Zij bloeien vanaf de rand naar het
midden en zijn proterandrisch: eerst rijpt het pollen
(mnl.); pas daarna is de stempel ontvankelijk (vr.). Zo
wordt zelfbestuiving voorkomen. Hiernaast kleurde ik een tekening van Arjen Neve in. In de
vijflobbige kroonbuis vormen de vijftallige helmblaadjes een
binnen buis; hierin wordt het pollen aan de binnenzijde
afgescheiden. In het mannelijke stadium duwt de opkomende
stijl het rijpe pollen naar buiten; waarna, in het
vrouwelijke stadium, de stijl tevoorschijn komt en de twee
stempellobben openvouwen . . |
.
Herkomst en naamgeving: Het geslacht Wormkruid is
afkomstig uit Zuidoost .Europa en kent een 70tal
soorten, waarvan er twee als cultuurvolgers bij ons zijn
.verwilderd: het
Moederkruid (Tanacetum parthenium) en het Boerenwormkruid
.(Tanacetum
vulgare). Beide soorten hebben een opvallend felle geur. Al sinds
.de
oudheid worden zij vanwege haar medicinale eigenschappen aangewend
.tegen
allerlei kwalen; het Moederkruid bevat een middel om weeën op te
.wekken
en kraamkoorts te bestrijden. De hoofdjes hebben een mooie krans
van .witte schijnbloemen. Voor onze bijen is deze plant minder
interessant. .Het Boerenwormkruid werd door de Romeinen naar onze streken gebracht; je
.treft het veel aan in zeekleigebieden, in bermen en akkerranden.
De plant heeft .een bitter aroma waarmee ongedierte wordt verdreven; in
gedroogde vorm .wordt het uitgestrooid tegen motten en vlooien.
.Daarnaast wordt het kruid aangewend tegen maagkwalen. "De wormen
des .buyckx" worden door de plant bestreden; zij is "De mage heel
nuttelijck" .schrijft Cruydt. Boeren drijven er de spoelwormen van hun
vee mee af. ."Wormzaad" is een veel gebruikte naam voor de plant. Over de oorsprong van de soortnaam
Tanacetum bestaat
onzekerheid. In de .oudheid komt het woord niet voor. Veel auteurs leggen
een link met het Grieks ."athanasia" (Wikipedia) = onsterfelijk of "tanaos"
(Oudemans) = langdurig, .duidend op de lange levensduur van de
plant; zulks lijkt mij onzin als er geen .verdere citaten voor zijn. Linnaeus introduceert de naam in zijn grote
.plantenregister in 1753 en
geeft een explicatie in 1775 (Zweedse flora): "Kruid
.gebruikt in
lijkwaden om wormen op afstand te houden". Misschien heeft hij
.gedacht
aan het Griekse "tainia" = lintworm en de stam "ake-" = genezen:
."wormgenezer"
moet het dan betekenen.
 |