Taraxacum officinale L.     Paardenbloem     N/P


  De Paardenbloem (Taraxacum officinale) behoort tot de familie van de Composieten (de Samengesteldbloemigen). De soort komt van oorsprong voor in Afrika, Azië, Europa;  de mens verspreidde haar de gehele aarde over vanwege de bijzondere medische eigenschappen. Ook bij ons is de plant inheems en komt algemeen voor.
  
Op een diepe penwortel groeit een rozet met veervormig getande bladeren; daaruit komt een kale holle bloeisteel te voorschijn, waarop het hoofdje verschijnt, ingeplant met honderden gele lintbloemen. Bloeiende paardenbloemen kun je het hele seizoen aantreffen; In april is de voornaamste bloei en tref je uitgebreide, goudgeel gekleurde populaties aan. Bij regen, koude en duisternis sluiten de bloemen. Na de bloei vormt zich het zaad en de vruchtpluis (de pappus) waarmee de zaden op de wind worden verspreid.    De bloem gaat, als de zon schijnt, al vroeg open; de hoogste pollen-   en nectarproductie heeft zij rond 9 uur; dit is ook de tijd, dat zij de meeste honingbijen aantrekt; de andere insectensoorten zijn minder klokgevoelig
..

Soortvorming: De Paardenbloem heeft als bijzonderheid, dat er in het vruchtbeginsel vruchtvorming kan plaatsvinden  zonder inbreng van het mannelijk bestanddeel: vooral op het noordelijk halfrond blijkt het pollen vaak steriel te zijn. Hierdoor ontstaan er hele kolonies planten die in feite klonen van dezelfde moederplant zijn. In zo'n populatie van gelijksoortige planten ontstaan mutaties, kleine veranderingen in het oorspronkelijke genoom. Plantkundigen brengen deze varianten in kaart en komen zo tot een beschrijving van vele minisoorten; alleen al in ons land kent de Taraxacum officinale  250 minisoorten; over het hele leefgebied zijn het er meer dan 1000; een mooie uitdaging voor plantkundigen, waar wij ons niet mee bezig hoeven te houden.
Naamgeving: 
Taraxacum  is de officiële naam van de Paardenbloem.   Als zovele plantnamen komt het woord uit het Oudgrieks en betekent daar:  “medicijn tegen darmstoornissen” -- De arts Hippocrates gebruikt het woord taraxis voor  darmstoornis  b.v. in zijn boek "peri chumoon" (over sappen) --   de toevoeging akon betekent  medicijn - afgeleid van akeomai genezen -.     De tweede naam “Officinale” betekent “bij de apotheek in gebruik” --latijn: officina = werkplaats; in medische context is dat de apotheek--.   De toevoeging onderschrijft de medische betekenis van de plant. De plant bevat de bitterstof taraxine, gebruikt ter bestrijding van kwalen aan het spijsverteringkanaal, maag, darm, lever en nieren.
   (Over de naamgeving is al heel vroeg verwarring ontstaan: Een  Arabisch medicijnboek uit de 9e eeuw maakt melding van de plant tharakhchakon, een chichorei-achtige plant met geel/blauwe bloemen  die werd aangewend tegen oogkwalen.  Een griekse vertaling uit het jaar 1000  verbastert de naam tot Taraxacon; in een boek uit 1170 wordt dit weer naar het latijn vertaald tot Taraxacum. Zo meldt o.a.  Oudemans in zijn "Flora van Nederland"
dat "taraxacis een oogziekte is en akeomai grieks voor genezen. En zo kan het gebeuren dat er een nieuw geneesmiddel tegen oogziekte is geboren: taraxacum: de paardenbloem.)